woensdag 18 september 2019 / NRC / Brassaï, Stel in een café, bij de Place d�Italie, 1932 / Foto Estate Brassaï Succession

Fotografie / Brassaï

Het Parijs van Brassaï

Op een nacht in 1933 kocht Brassaï de conciërge van de Notre-Dame om. Hij wilde na sluitingstijd naar boven, de toren van die magistrale kathedraal op om van grote hoogte foto’s te maken van nachtelijk Parijs. De conciërge, een voluptueuze dame met hartproblemen, zei dat hij dan maar alleen de tweehonderd treden moest beklimmen. Haar enige voorwaarde: zorg dat er geen enkel licht te zien is als je daarboven staat – dan zouden de gendarmes hem kunnen ontdekken en dat zou haar haar baan kunnen kosten. Dat was geen probleem voor Brassaï die zich had bekwaamd in het fotograferen in de duisternis.

 

De anekdote over de Frans-Hongaarse fotograaf Brassaï (uit Brasov, een stadje in Transsylvanië, echte naam: Gyula Halász, 1899-1984) is te lezen in Bystander, een vuistdikke bijbel over straatfotografie. Brassaï was behalve een uitzonderlijk fotograaf, én een begaafd schilder, beeldhouwer en filmmaker, ook een begenadigd schrijver die zijn ervaringen, werkwijze, gedachtes en gevoelens op papier zette en zo zijn foto’s voorzag van een uitgebreide context aan verhalen.

 

In Le Paris secret des années 30 (1976) vertelt hij bijvoorbeeld levendig over het obscure Parijse nachtleven uit de jaren 30; over de prostituees, de pooiers, de criminelen en de hoerenlopers die de bars en bordelen in Montmartre bevolken. Beroemd is ook Brassaïs Conversations avec Picasso uit 1964, over zijn jarenlange vriendschap met ’s werelds beroemdste schilder die hij met regelmaat bezocht in diens atelier in rue La Boétie. „Als je me echt wilt leren kennen, lees dan dit boek”, zei Picasso bij de verschijning van Conversations.

 

„Helaas is zelfs een lang leven kort en moet men kiezen”, zei Brassaï in 1980. In de grote overzichtsexpositie, nu in Foam Amsterdam, zijn naast een beeldhouwwerkje en een paar tekeningen 170 van zijn vintage-prints te zien; afdrukken die hij destijds zelf maakte. De straatfoto’s van Parijs-bij-dag hangen er, en de portretten van beroemde kunstenaars als Picasso, Matisse, Giacometti en een piepjonge Dalí. En natuurlijk de prachtige foto’s waar Brassaï het beroemdst mee werd: de indrukwekkende nachtelijke beelden van beregende kasseien, spookachtige stadsgezichten, enge doorkijkjes onder de Seine-bruggen, meestal genomen in een mistige nacht waardoor de harde, elektrische verlichting zachter en diffuser werd – film noir avant la lettre.

 

De foto’s werden gepubliceerd in zijn nu iconische boek Paris de nuit in 1933, dat Brassaï in één klap een bekend kunstenaar maakte in een tijd dat fotografie nog maar nauwelijks werd gezien als een serieuze kunstvorm.

 

Brassaï koos voor de fotografie, maar heeft daar soms twijfels over gehad. „Als iemand een talent voor schilderen of beeldhouwen heeft, is de weg gemarkeerd, zonder aarzeling. Maar als je meerdere talenten hebt, dan is dat bijna een ramp. Je wordt voortdurend verscheurd door je gaven, vol spijt van wat je had kunnen doen maar niet deed.”