donderdag 16 maart 2017 / NRC / Dust storm, Rajasthan, India, 1983 ����¯�¿�½������© Steve McCurry / Magnum Photos

Fotografie / Steve McCurry

Te mooi om waar te zijn?

‘Elke foto voor elk tijdschrift is gephotoshopt. Elk beeld, geen uitzonderingen. Mensen zijn naïef als ze dat niet zien, als ze ervan uitgaan dat ze de zogeheten realiteit voorgeschoteld krijgen. Dat is niet zo. Er is een uitsnede gemaakt, hier wordt een donkerder accent aangebracht, daar wordt het iets lichter. De kleuren zijn versterkt, het contrast net wat zwaarder aangezet. De vraag is niet óf foto’s worden gemanipuleerd, naar hoe erg het is dat dat gebeurt.’

 

De 67-jarige Amerikaanse fotograaf Steve McCurry verdedigt zich fel als het gaat over het manipuleren van foto’s. Hij is in Museum Helmond voor de opening van zijn tentoonstelling Photographs from the East en arriveert met zijn vrouw Andie en hun drie maanden oude dochter Lucia Asella, zijn eerste kind. Ze komen net met de taxi uit Brussel, waar een groot retrospectief van McCurry’s werk opende en hebben last gehad van het drukke verkeer. Lucia Asella huilt en is onrustig. McCurry heeft de expositie nog niet gezien en wil voor het gesprek graag nog de zalen doorlopen. Samen met curator Frank Hoenjet, die de expositie in overleg met McCurry en diens agentschap Magnum inrichtte, maakt hij nog snel een ronde langs zijn foto’s en de films die op een aantal schermen vertoond worden. Very nice, well done!

McCurry raakte verwikkeld in een Photoshop-rel toen duidelijk werd dat hij met een aantal van zijn beelden had gerommeld

Vorig jaar raakte McCurry verwikkeld in een Photoshop-rel toen duidelijk werd dat hij met een aantal van zijn beelden had gerommeld. In een foto die hij op Cuba maakte, was een verkeersbord niet goed weg geshopt – een klein stukje was blijven staan. Het bracht de bal aan het rollen en er kwamen nog meer gevallen aan het licht: een kind dat was weggepoetst ter wille van een fraaie compositie, een paar voertuigen die verdwenen om een riksja beter tot z’n recht te laten komen. ‘Elke fotograaf bewerkt zijn foto’s, en dat is altijd zo geweest’, zegt McCurry, ‘Ansel Adams deed dagen over het nabewerken van één beeld in de donkere kamer. Hij was van mening dat meer dan de helft van het maken van een foto daar plaatsvond. Natuurlijk, als het om journalistieke foto’s gaat, dan moet het helder zijn. Dan mag je niets toevoegen of weghalen. Daar zijn regels voor. Als een foto in een krant komt, dan moet die betrouwbare informatie geven. Maar ik werk niet voor kranten. Ik doe ook nauwelijks meer werk voor tijdschriften. Bovendien zie ik mezelf ook niet meer als fotojournalist, ik zie mezelf nu als iemand die verhalen vertelt, een dichter.’

'Ik zie mezelf nu als iemand die verhalen vertelt, een dichter’

Steve McCurry (Philadelphia, 1950) begon zijn carrière in 1979 toen hij als een van de eerste fotojournalisten aanwezig was in Afghanistan, net voordat de Russen het land introkken. Echt beroemd werd hij met de iconische foto van het Afghaanse meisje met de groene ogen, de 12-jarige Sharbat Gula die hij in 1984 fotografeerde in een vluchtelingenkamp en die een jaar later op de cover van National Geographic een symbool werd voor de misère van de Afghaanse oorlog. McCurry bereisde de hele wereld, ontving belangrijke fotoprijzen en maakte achttien fotoboeken. Hij was meerdere malen bij Oprah en Larry King en was degene die werd gevraagd het allerlaatste Kodachrome-rolletje vol te schieten. Alhoewel McCurry met regelmaat oorlogsgebieden heeft bezocht, is het aantal schokkende foto’s in zijn oeuvre gering. Ook de vooruitgang is geen onderwerp – in zijn foto’s zie je geen moderne gebouwen, geen smartphones, geen hedendaagse mode. In het kleurrijke universum van McCurry zien we vooral een traditionele, exotische wereld: vrouwen in sarongs in alle kleuren van de regenboog, uitzonderlijk mooie kinderen, dramatische landschappen. Sommigen noemen zijn werk kitsch, cliché. De meesten vinden het prachtig. Op Instagram heeft McCurry twee miljoen volgers.

Sommigen noemen zijn werk kitsch, cliché. De meesten vinden het prachtig. Op Instagram heeft McCurry twee miljoen volgers.

Toen hij begon met fotograferen, was de wereld nog een plek die ontdekt kon worden. Is het vandaag de dag, met internet en smartphones en goedkope vluchten, niet moelijker om foto’s te maken die eruit springen? ‘Elke regio, elke plek op de wereld is inmiddels gezien en vastgelegd. Toen ik begon was de Taj Mahal nog bijzonder, nu hebben zoveel mensen de tempel al van buiten en binnen en met ochtendlicht en in de ondergaande zon gezien, al zijn ze er niet eens zelf geweest. Maar het is net als bij Twitter en andere social media –dat iedereen maar de hele dag berichtjes loopt te sturen wil nog niet zeggen dat iedereen dan ook gelijk een geweldig essayist is, of een dichter. En dat geldt natuurlijk ook voor beeld. De lat ligt een stuk hoger. De echt goede en bevlogen mensen springen er toch wel uit.’ Over het feit dat het vervolgens moeilijker is dan in het verleden om die foto’s gepubliceerd te krijgen, zegt McCurry: ‘Ik ben een pragmatisch mens. Ja, kranten en magazines hebben het moeilijk, de oplages dalen, de budgetten dalen. Maar dat is nou eenmaal zo, daar moet je niet over klagen. Fotografen zullen creatiever moeten worden. Ik maak boeken, verkoop prints van mijn foto’s en doe commerciële opdrachten.’

'Ja, kranten en magazines hebben het moeilijk, de oplages dalen, de budgetten dalen. Maar dat is nou eenmaal zo, daar moet je niet over klagen'

McCurry laat in het gesprek met regelmaat irritatie blijken over kwesties waartegen hij zich moet verweren, tegenover ‘critici en andere mensen die teveel tijd hebben om uren op internet rond te hangen.’ Tegen het feit dat hij mode-opdrachten doet, bijvoorbeeld. ‘“Oh, gooi je jezelf in de uitverkoop”, zeggen mensen dan. Want mode vinden ze natuurlijk te frivool. Toen ik de Pirelli-kalender deed werd dat nogal opmerkelijk gevonden – maar de vrouwen hielden hun kleren aan en bovendien kozen we modellen die banden hadden met ngo’s en humanitaire organisaties.’ Of toen hij de campagne schoot voor modemerk Valentino: ‘We werkten met de Masai, de Afrikaanse nomandenstam. “Oh, jullie buiten hen uit”, was het commentaar. Maar vergis je niet, het zijn harde onderhandelaars. Voor elk stamlid dat we fotografeerden moesten we betalen. Elke koe die er in beeld geschoven werd stond op de rekening hoor. Mensen weten dat soort dingen niet. Zeggen dan dat de Masai zielige slachtoffers zijn. Dat vind ik nou denigrerend.’

Sowieso zijn de mensen op McCurry’s foto’s zelden slachtoffer. Ondanks dat ze zich in soms moeilijke situaties bevinden als oorlogen of overstromingen, is hun blik vaak hoopvol en de foto’s door de perfecte compositie en belichting oogstrelend. ‘Wat me door diverse critici weer niet in dank wordt afgenomen, want dan maak ik de wereld weer te mooi.’

Alhoewel McCurry vertelt dat het hem ‘geen ene moer’ kan schelen, de kritiek die hij over zich heen kreeg naar aanleiding van de Photoshop-affaire, vraagt hij het toch even na: ‘Jullie gaan toch niet boven het stuk zetten: McCurry, de grote manipulator?’

‘Jullie gaan toch niet boven het stuk zetten: McCurry, de grote manipulator?’

Na de opening in Helmond zal McCurry met zijn gezin naar Birma reizen om er een fotografieworkshop te geven, daarna vliegen ze door naar Guatamala. ‘Gewoon, om mijn eigen ding te doen. Ik ben niet meer zo geïnteresseerd in opdrachten voor magazines. Niet op reis gaan met een boodschappenlijstje dat ik moet afvinken. Ik wil mijn eigen verhaal vertellen.’

 

Steve McCurry - Photographs from the East, t/m 10 september in Museum Helmond - The World of Steve McCurry, t/m 25 juni in de Beurs van Brussel