vrijdag 26 juli 2019 / NRC / Katharine Cooper, Naughty Boys: Petrus, Hansie, Raymon and Jason at Coronation Park, Krugersdorp, South Africa, 2013. (60 x 60 cm) Courtesy Flatland Gallery

Fotografie / Katharine Cooper

Thuis, maar ook weer niet

Ze zijn ontroerend; het portret van een groepje stoere jongemannen dat met een rugbybal midden op straat uitdagend staat te poseren, de foto van de gehandicapte Hunter Koen, die – zo lezen we in het bijschrift – door zijn ouders is verlaten en nu in een sloppenwijk woont. Hun overduidelijke armoede contrasteert met de beelden van de rijke families: de jongens in schoolkostuum met hun kraakheldere bloesjes, het gezin dat met de zwarte dienstmeid poseert voor hun riante huis in Jeffreysbaai. Wat de mensen op deze foto’s met elkaar gemeen hebben, is dat ze allemaal wit zijn in een land met een voornamelijk zwarte bevolking.

In de Rotterdamse Kunsthal is deze zomer A Journey to the Homeland te zien van Katharine Cooper (Zuid-Afrika, 1978); foto’s die Cooper in 2013 maakte in Zuid-Afrika en Zimbabwe, landen waar ze woonde tot ze als negentienjarige fotografiestudent naar Londen vertrok om zich uiteindelijk te vestigen in het Franse Arles.


Als je als witte Zuid-Afrikaan besluit een fotoserie te maken over witte Zuid-Afrikanen, dan kies je voor een beladen onderwerp. Niets is immers neutraal in een verhaal over een land waar de ene bevolkingsgroep lange tijd werd onderdrukt door de andere en waar ook in de 25 jaar na de afschaffing van de apartheid de sporen van die catastrofale geschiedenis nog lang niet zijn uitgewist. Hoe ga je om met die geschiedenis, hoe laveer je tussen begrippen als schuld, verantwoordelijkheid en betrokkenheid?

In de foto’s van Cooper zien we dat sinds 1994 weliswaar een grote groep witte Zuid-Afrikanen de rijkdom van voor de apartheid heeft behouden, maar dat er ook een groep is die de privileges niet heeft behouden en in armoede is vervallen – al is die groep een heel stuk kleiner dan zwarte Afrikanen die in armoede leven.


Cooper focust in haar werk niet op de politieke of sociaal-economische, noch op de dramatische kant van die leefomstandigheden. In haar poëtische portretten richt ze haar lens voornamelijk op kinderen – die, of ze nu rijk zijn of arm, zich in hun onschuld (wat Cooper benadrukt door ze regelmatig met een dier te fotograferen – een konijn, een kitten, een papegaai) nauwelijks lijken te realiseren welk een geschiedenis ze op hun rug meetorsen.

Haar intieme portretten stralen eerder  tijdloosheid uit dan dat het harde, registrerende nieuwsfoto’s zijn. Het meisje dat verlegen voor een oude schuurdeur staat met een grote slak in haar handen, doet denken aan de beelden die Dorothea Lange bijna een eeuw geleden maakte van de arme boerenbevolking in het Amerikaanse Zuiden. Het jongetje dat met zijn blote voeten en z’n blonde kop recht de lens inkijkt, roept associaties op met de straatkinderen die Lewis Hine aan het begin van de 20ste eeuw fotografeerde.

 

Met deze aanpak neutraliseert Cooper de lading die het onderwerp heeft. En laat ze met haar subjectieve documentaire beelden zien dat in een land waar de geschiedenis zo’n stempel heeft gedrukt op de samenleving, er kwetsbaarheid is, en trots, en weet ze dat gevoel op te roepen dat het gaat om mensen die ergens thuis zijn – maar ook weer niet.

 

Katharine Cooper: A Journey to the Homeland. T/m 13 oktober 2019 in de Kunsthal Rotterdam.