vrijdag 8 januari 2021 / NRC / tattooed lady Artoria Gibbons. Archief Henk Schiffmacher

Achtergrond / Henk Schiffmacher

De tatoeage is mainstream, de tatoeëerder een beroemdheid

Wie in het Amerika van de negentiende en begin twintigste eeuw 10 cent kon missen, kon zich in een van de vele dime museums die het land telde vergapen aan allerlei curiositeiten: een vlooiencircus, een hond die kon tellen, degenslikkers, goochelaars, Siamese tweelingen, albino’s, een vrouw met een baard.

De ondernemingen, die het midden hielden tussen een museum, een circustheater, een dierentuin en een freakshow, hadden vaak nóg een verrassing in petto: een vrouw die van top tot teen onder de tatoeages zat – behalve in haar hals en op haar gezicht en handen, zodat ze zich in het openbaar nog als een respectabele dame kon vertonen. Artoria Gibbons, die optrad in circussen en dime museums, was zo’n tattooed lady. Op haar rug stond Het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci, op haar armen en benen waren delen van schilderijen van Rafaël en Michelangelo te zien.

 

Gibbons foto – we zien een beeldschone flapper-girl uit de jaren twintig van de vorige eeuw – is opgenomen in het onlangs verschenen boek Tattoo. 1730s-1970s. Henk Schiffmacher’s Private Collection, waarin de Nederlandse tatoeagekoning een selectie toont uit zijn enorme en indrukwekkende verzameling foto’s, tekeningen, drukwerk, gravures en parafernalia.

In het lijvige koffietafelboek (5,5 kilo) neemt Schiffmacher (68) de lezer over verschillende continenten mee in de geschiedenis van de tatoeage. Van de Nieuw-Zeelandse Maori’s en de inwoners van onder andere Papoea Nieuw-Guinea en Borneo, naar het oude Japan en via de bemanningsleden van de boten van de diverse ontdekkingsreizigers en handelsvloten naar het Westen. Anders dan bij de toen nog als exotisch bestempelde volkeren, waar de lichaamsversiering een bepaalde status in de gemeenschap aangaf of een rite de passage bestendigde, was in Europa en Amerika de tatoeage aanvankelijk vooral voorbehouden aan zeemannen en soldaten.

Boek

De geschiedenis in het boek eindigt waarschijnlijk niet voor niets in 1970, het jaar dat zangeres Janis Joplin een paar kleine tattoos liet zetten en die trots op televisie toonde. Het moment, zo schrijft emeritus mediaprofessor Henri Beunders in zijn dit jaar verschenen boek Optocht der tattoo’s, dat we bestempelen als de geboorte van de huidige tatoeagecultuur.

Was de tatoeage ooit een teken van verzet en rebellie, inmiddels kom je er op een zomerse stranddag in Scheveningen achter dat het bijna bijzonderder is om geen tatoeage te hebben dan wel. In de Verenigde Staten heeft inmiddels de helft van de volwassenen onder de veertig een tatoeage, zo schrijft Beunders, in Europa is dat tussen de 20 en 25 procent. Nederland telde in 1995 circa 300 tatoeagesalons, in 2020 zijn dat er inmiddels meer dan 3.500.

 

De tatoeage is mainstream geworden, de tatoeëerder een beroemdheid. Schiffmacher was bijvoorbeeld te zien in een eigen reallifesoap, hij deed mee aan programma’s als Bobo’s in the bush en Big Brother VIPS, kreeg een koninklijke onderscheiding en versierde de Royal Blue Tattoo-serie borden, vazen en tegels van Royal Delft.

In interviews moppert Schiffmacher weleens dat de tatoeage misschien wel een beetje té populair is, inmiddels. En dat iedereen er maar zonder besef van historie en betekenis een laat zetten. In zijn boek laat hij zien dat de tatoeagecultuur een diepe, gelaagde en rijke geschiedenis kent en dat het een feest is om daarnaar te kijken. Ook gewoon in een boek, op papier.

 

Tattoo. 1730s-1970s. Henk Schiffmacher’s Private Collection. Taschen, 440 blz., € 125