zaterdag 6 maart 2021 / NRC /

Achtergrond / Maartje Wortel

'Ik ben ongemakkelijk met mijn uiterlijk'

Wat is je huidige gemoedstoestand?

„Dan weer huil ik een hele dag, dan loop ik gelukzalig rond, dan verlies ik me in te hard werken of te veel drinken. Door de pandemie voel ik me opgesloten en wankel. Het leukste is als er onverwachte dingen gebeuren. Een random gesprek, een beetje flirten. Ik heb anderen nodig om mezelf te kunnen zien. Ik was blij dat mijn auto laatst kapot was. Kwam er een man van de ANWB. Kon ik lekker op de stoep zitten en met hem praten over winterbanden.”

 

Wat zie je als je in de spiegel kijkt?

„Ik ben ongemakkelijk met mijn uiterlijk. Ik heb mezelf lang losgekoppeld van hoe ik eruitzie. Mijn lijf, dat was gewoon een vervoermiddel, dat brengt je van A naar B. Ik ben nu bij een haptonoom die zegt: jij moet in je lichaam gezet worden.”



Hoe krijgen ze jou kwaad?

„Als mensen elkaar de maat nemen omdat zij hun leven op orde hebben en de ander niet. Kijk naar omstandigheden. Ik belandde laatst per ongeluk in de avondklokrellen in Amsterdam. Het zag er heftig uit, maar ik hoorde ook nuances. Jongeren die zeiden hoe zwaar ze het hadden thuis. Die elkaar tot de orde riepen. Ze werden weggezet als het schuim der aarde. Woest word ik daarvan.”

 

Is er iemand die jou steunt door dik en dun?

„Mijn ouders en broer, die band is liefdevol en warm, ik vertel ze bijna alles. En een paar goede vriendinnen. We zijn heel eerlijk. Als het nodig is pakken we elkaar hard aan. Anderen schrikken daar wel eens van.”

 

Lijk je op je moeder?

„Ik ben meer van de controle, zij gelooft dat je maar mee moet gaan op de trillingen van het leven en de dingen los moet laten.”

 

Lijk je op je vader?

„Ja, heel veel. Hij reageert heel primair. Vliegt overal op af, met luide stem, tieren over politiek en onrecht. Als kind deed ik hem na. Ik was nogal aanwezig, trad de wereld lomp tegemoet. Dat ben ik nog steeds niet kwijt.”

 

Wat vind je een irritante karaktereigenschap van jezelf?

„Soms geef ik een ander te weinig ruimte. Te hard praten, te hard lachen. Bij een etentje ineens zeggen: ik vind dit echt een oersaai gesprek. Van huis uit ben ik gewend dat we het ook snel weer goed maken maar veel mensen vinden het heftig. Ik denk dat mensen soms denken: o nee, komt Maartje Wortel ook. Het is ongemak, mezelf overschreeuwen. Terwijl ik eigenlijk doodsbang ben voor de mening van anderen over mij.”

 

Wat is je kostbaarste bezit?

„Ik woon sinds kort weer op mezelf. Daarvoor zat ik acht jaar in een woongroep, een soort studentenkamer. Eén grote bende, maar dan kon ik tegen mezelf zeggen: het leven is nog niet echt begonnen. Stráks! Nu heb ik een huurhuis in Amsterdam-Oost. Ik heb een houten vloer en Franse tegels in de keuken. Ik heb een droogtrommel en een lamp uit Denemarken. Kunst aan de muur. Ik maak schoon, ik kook. Het gaat om aandacht, ook voor mezelf. Nu pas durf ik dat toe te laten. Nu begint het echt.”