zaterdag 4 april 2020 / NRC /

Achtergrond / Annelies Verbeke

‘Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden’

Wat zie je als je in de spiegel kijkt?

„Ik lees mijn humeur af van mijn gezicht. Anderen interpreteren dat soms anders. Wat is er, vragen ze. Blijkbaar kijk ik dan droevig, terwijl ik me vrolijk voel. Ik vind het een uitdaging er iets van te maken; met make-up, kleding. Wat gaan we er vandaag eens mee doen?”

 

Wat is je meest typerende eigenschap?

„Hoe ouder ik word, hoe meer ik moet inzien dat ik een vat vol tegenstrijdigheden ben. Ik kan zacht en lief zijn, maar ook bijtend en hard. Die veranderingen zijn niet altijd verklaarbaar. Het leven overkomt mij gewoon.”

 

Hoe krijgen ze je kwaad?

„Drie dingen. Als slachtofferschap in twijfel wordt getrokken. Als mensen die zeggen last te hebben van racisme of seksisme monddood worden gemaakt met ‘jouw ervaring is niet waar’. Twee: als vriendschap of hulp als vanzelfsprekend wordt gezien. Drie: mensen die eeuwig strijd willen voeren. Ik wil daar mijn energie niet meer aan spenderen.”

 

Wat is een keerpunt in je leven?

„Toen ik 25 was, leverde een scenario me een uitnodiging op voor een schrijversworkshop. Jij hebt talent, jij moet ervoor gaan; op het juiste moment, door de juiste mensen, werden de juiste dingen gezegd. Ik schreef toen Slaap, mijn eerste boek, dat nogal groots werd onthaald.”

 

Lijk je op je vrienden?

„Ik heb een clubje goede vriendinnen die ik al sinds mijn vroege jeugd ken. Als we elkaar nu zouden tegenkomen, denk ik niet dat we vrienden zouden worden. We zijn zo verschillend. Maar stilzwijgend hebben we afgesproken dat dit werkt. We doen moeite voor elkaar, tonen interesse in elkaars leven.”

 

Wanneer dacht je: nu begin ik het leven te begrijpen?

„Ik denk dat een mens meerdere keren wordt geboren en weer sterft. Soms heb je nieuwe en belangrijke inzichten die je verder helpen, tot zich weer een andere waarheid aandient. Na de pijnlijke breuk met mijn vorige partner dacht ik: en je gaat nooit achteraf beweren dat het beter is zo. Jaren later moest ik toegeven: het is beter zo.”

 

Maak je deel uit van een groter geheel?

„Ik ben atheïstisch opgevoed maar mijn oom en tante waren gelovig en ik mocht met hen naar de kerk. Op een zondag ging ik met mijn oom wandelen en bezochten we een kapelletje. Dat telt niet, zei mijn godsdienstlerares. Jezus, dacht ik, laat dan maar. Het georganiseerde geloof heb ik toen opgegeven, het gevoel tot iets groters te behoren is gebleven.”

 

Heb je ooit een mystieke ervaring gehad?

„In een periode van groot verdriet liep ik met mijn hond door de verse sneeuw. De hemel was helder en blauw, de bomen waren ingepakt in wat wel kristal leek. Dat was zo’n overweldigende natuurervaring, echt een explosie in mijn binnenste. Zo’n verbondenheid te voelen met het leven en de wereld. Te weten: alles komt goed.”